Pak de fiets! Proef de heerlijke en groene IJsselvallei!

Duik eens in de IJsselvallei, het uitgestrekte gebied tussen de bossen van de Hoge Veluwe en de rivier de IJssel, met het meer van Bussloo in het hart van deze streek. En proef onderweg van het lekkers dat de streek je te bieden heeft. Inwoners uit de streek hebben drie fietsroutes gemaakt, die, net als de rivier de IJssel, slingeren door het mooie landschap. Onderweg is er veel leuks en lekkers te genieten. Er is een route voor fietsers uit Apeldoorn, uit Deventer en een route vanuit Zutphen. De routes zijn gemiddeld 45 km lang. Je kunt ze natuurlijk ook combineren, en een langere route fietsen.

Smulroutes IJsselvallei

Inwoners uit de streek hebben drie fietsroutes gemaakt, die, net als de rivier de IJssel, slingeren door het mooie landschap. Onderweg is er veel leuks en lekkers te genieten. Er is een route voor fietsers uit Apeldoorn, uit Deventer en een route vanuit Zutphen. De routes zijn gemiddeld 45 km lang. Je kunt ze natuurlijk ook combineren, en een langere route fietsen.

De jonge IJssel

De rivier de IJssel is een jonge rivier en slingert zich door een gebied dat in de ijstijd is ontstaan.

In de voorlaatste ijstijd schoven grote gletsjertongen over Nederland. Het ijs dat soms tot 300 meter dik was, vormde een gebied met stuwwallen en dalen. Het was het begin van het Veluwemassief en de lage, vlakke en natte gebieden eromheen. De stuwwallen zijn gedeeltelijk afgevlakt en de dalen opgevuld maar het ijstijdenlandschap is er nog steeds te beleven.

Na de ijstijd kwamen er mensen in het gebied wonen. Vanaf 3000 voor Christus groeide het Veluwemassief zelfs uit tot de Randstad van zijn tijd. De IJsselvallei zoals we die nu kennen is geologisch gezien misschien wel het jongste landschap van de Veluwe. Zo’n 1500 jaar geleden bestond de IJssel nog niet. Het gebied ten oosten van de Veluwe was een landschap van uitgestrekte broekbossen en beken. De IJsselvallei is, nadat de ijskappen zich hadden teruggetrokken, opgevuld met smeltwater en Rijnafzettingen. Anders dan aan de westkant van het Veluwemassief zijn de dalen en afzettingen niet begraven onder dekzand. Dit komt omdat ze in de luwte van stuwwallen lagen, waar het stuivende zand nauwelijks kon komen. De waaiers van smeltwater zijn nog steeds in het landschap te zien.

(bron: ‘Landschapsbiografie van de Veluwe’ van uitgeverij Blauwdruk Wageningen)

Oerbos Beekbergerwoud

Door de grote hoogteverschillen ontspringen in het oosten van de Veluwe vele beken. In de lagere delen kwelt water op uit de bodem. Het water zakte in de stuwwal in de bodem en komt in de vallei weer naar boven. Het verklaart het bestaan van de vele watermolens in deze streek. Wasserijen en papiermakers maken al eeuwenlang dankbaar gebruik van het schone water.

In de lage en vaak natte gebieden kwamen broekbossen voor met wilgen, elzen en essen. In de middeleeuwen werden ze vaak ontgonnen en omgevormd tot natte hooilanden voor de landbouw. In de zomer kwamen boeren er hooien en lieten hun koeien grazen op de droogste stukken grond. Ook werd er op de veengrond turf gestoken. Het beheer lag bij samenwerkingsverbanden ook wel marken en maalschappen genoemd. De gronden werden gezamenlijk gebruikt. Na de middeleeuwen werd de grond verdeeld onder belanghebbenden. Het Beekbergerwoud, tussen Beekbergen en Klarenbeek, was het laatste oerbos van Nederland. De laatste boom is in 1871 geveld. Nu brengt Natuurmonumenten het gebied stap voor stap terug naar hoe het ooit was. Een bijzondere wandeling voert je door dit oerbos in wording.

Vikingschepen op de IJssel

De IJssel ontstond ergens rond 550 na Christus, toen de zandige hoogte van de waterscheiding bij Voorst het water van de Rijn niet meer kon tegenhouden en de zandrug brak. Het Rijnwater zocht een weg naar de lagergelegen IJsselvallei. In een periode van eeuwen ontstond er een echte en bevaarbare rivierloop. In 882 werd handelsstad Deventer vanuit de Betuwe aangevallen door de Noormannen dus schepen van de Vikingen maakten toen al gebruik van de IJssel. In de 9de eeuw was de IJssel een belangrijke transportroute tussen het Rijnland en de Noordzee. In de eeuwen erna werd de rivier een belangrijke route in het Hanzenetwerk, met Hanzesteden als Doesburg, Zutphen, Deventer, Hattem, Zwolle en Kampen.

Het water in de IJssel stroomde snel en meanderde zich door het landschap. Er ontstonden oeverwallen en geulen. Boerderijen werden gebouwd op de hoogste delen, vaak op een terp of pol. Ook na de bedijking kon de IJssel in de uiterwaarden blijven meanderen waardoor de zogenaamde kronkelwaarden ontstonden, met patronen van ruggen en laagten.

Ten noorden van de doorbraak bij Voorst stroomde de rivier uit in een lager en vlakker gebied waardoor de rivier een rustiger lijn volgt. Deze vruchtbare gebieden stonden vaak onder water.  Ontwatering en ontginning zorgden voor afwatering waardoor de landbouw meer ruimte kreeg.

De hertog van Gelre, in de 13de en 14de eeuw eigenaar van grote gebieden in deze streek, stimuleerde dit proces. Er was met de uitgifte van gronden veel te verdienen met ‘tijnsen’, ook wel betalingen aan de grondheer.

De IJssel werd steeds sterker bedijkt. De eerst nog plaatselijke dijken vormden in de loop der eeuwen steeds meer een aaneensluitende dijk, de Veluwse Bandijk, die ook het lagergelegen achterland beschermde. Deze dijk liep van de oude zandrug bij Voorst tientallen kilometers naar het noorden om bij Wapenveld weer aan te sluiten bij de hoge grond van het Veluwemassief. Het landschap werd daardoor verdeeld in een binnen- en buitendijks gebied. Op de vruchtbare rivierklei was akkerbouw, tuinbouw en fruitteelt mogelijk.

In het noorden werden op de oeverwallen boerderijen gebouwd en ontstonden er dorpjes als Terwolde, Veessen en Welsum. De IJsselhoeven in dit gebied zijn voornaam en rijk en vaak gebouwd in een T-vorm waarbij het woonhuis dwars op schuren en stallen is geplaatst. Ten oosten en zuiden van de Bandijk lagen gebieden als de Voorster en Wilpse Klei achter een zomerdijk. Dit gebied liep vaak onder water. Pas in de jaren 70 van de twintigste eeuw werd de dijk zodanig verhoogd dat de gebieden droog bleven. Het uiterwaardenlandschap is daardoor bewaard gebleven: een sterk door de rivier bepaald reliëf van oeverwallen en voormalige geulen, een onregelmatige wegenstructuur en weinig bebouwing op de hogere pollen. Ook zijn er vele oude meidoornhagen in het landschap bewaard. De zuidelijke IJsselvallei is vlakker en kent vele, eeuwenoude landgoederen, met grasland en oude (aangelegde) bossen zoals bijvoorbeeld in Brummen. Mooi land, vis uit de IJssel en wild uit de bossen, het was een waar lustoord voor adel en jagers.